Articles

Nierparenchymale ziekte en hypertensie

Nierparenchymale ziekte is de meest voorkomende oorzaak van secundaire hypertensie, goed voor 2,5% tot 5,0% van alle gevallen. Hypertensie geassocieerd met renale parenchymale ziekte treedt op als een complicatie van een breed scala aan glomerulaire en interstitiële nierziekten en kan de afname van de nierfunctie versnellen indien onvoldoende onder controle. Renale parenchymale hypertensie vertegenwoordigt hoogstwaarschijnlijk de gecombineerde interacties van meerdere onafhankelijke mechanismen: mogelijke factoren zijn onder andere een verstoorde natriumbehandeling die leidt tot volumeuitzetting, verstoringen van het renine-angiotensinesysteem, veranderingen in endogene vasodepressorverbindingen en mogelijk verhoogde activiteit van vasoactieve stoffen. De afgelopen jaren zijn nieuwere inzichten in zowel de pathofysiologie als de therapie van deze aandoening getuige geweest. De karakterisering van endotheline en de stikstofmonoxide (NO)-arginine route en hun rollen in biologie en geneeskunde heeft extra nieuwe inzichten opgeleverd met betrekking tot de pathogenese van hypertensie bij renale parenchymale ziekte. Bijvoorbeeld, geméthyleerde L-arginine derivaten die geen synthase inhibitor mogelijkheden met inbegrip van NG-n-dimethylarginine en n-monomethyl-L-arginine bezitten worden gevonden in menselijk plasma en in urine. Patiënten met chronische uremie hebben een verminderde eliminatie van deze verbindingen, en de circulerende concentraties van deze verbindingen kunnen voldoende toenemen om te resulteren in remming van geen productie. Ophoping van endogeen geen synthaseremmers zou dus kunnen bijdragen aan de hypertensie van gevorderd nierfalen. Evenzo werd voorgesteld dat verhoogde endotheel-afgeleide endotheline als gevolg van hypertensieve schade aan vasculair endotheel zou kunnen leiden tot verdere vasoconstrictie en verergering van hypertensie. Aanvullend inzicht in dit fascinerende probleem moet wachten op een verdere biochemische karakterisering van sommige van de bemiddelaars en een nauwkeuriger afbakening van hun pathofysiologische rol.