27.1 a: kenmerken van het dierenrijk
Inleiding: kenmerken van het dierenrijk
De evolutie van dieren begon in de oceaan meer dan 600 miljoen jaar geleden met kleine schepsels die waarschijnlijk niet lijken op een levend organisme vandaag. Sindsdien zijn dieren geëvolueerd tot een zeer divers Koninkrijk. Hoewel meer dan een miljoen bestaande (momenteel levende) diersoorten zijn geïdentificeerd, ontdekken wetenschappers voortdurend meer soorten terwijl ze ecosystemen over de hele wereld verkennen. Het aantal bestaande soorten wordt geschat op tussen de 3 en 30 miljoen.
maar wat is een dier? Hoewel we honden, vogels, vissen, spinnen en wormen gemakkelijk kunnen identificeren als dieren, zijn andere organismen, zoals koralen en sponzen, niet zo gemakkelijk te classificeren. Dieren variëren in complexiteit, van zeesponzen tot krekels tot chimpansees, en wetenschappers worden geconfronteerd met de moeilijke taak om ze te classificeren binnen een verenigd systeem. Zij moeten kenmerken identificeren die gemeenschappelijk zijn voor alle dieren en kenmerken die kunnen worden gebruikt om onderscheid te maken tussen verwante groepen dieren. Het dier classificatiesysteem kenmerkt dieren gebaseerd op hun anatomie, morfologie, evolutionaire geschiedenis, kenmerken van embryologische ontwikkeling, en genetische make-up. Dit classificatieschema ontwikkelt zich voortdurend naarmate er nieuwe informatie over soorten ontstaat. Het begrijpen en classificeren van de grote verscheidenheid aan levende soorten helpt ons beter te begrijpen hoe we de diversiteit van het leven op aarde kunnen behouden.
hoewel leden van het dierenrijk ongelooflijk divers zijn, hebben de meeste dieren bepaalde kenmerken die hen onderscheiden van organismen in andere koninkrijken. Alle dieren zijn eukaryotische, meercellige organismen, en bijna alle dieren hebben een complexe weefselstructuur met gedifferentieerde en gespecialiseerde weefsels. De meeste dieren zijn beweeglijk, tenminste tijdens bepaalde levensstadia. Alle dieren hebben een voedselbron nodig en zijn daarom heterotroof: ze nemen andere levende of dode organismen op. Deze eigenschap onderscheidt hen van autotrofe organismen, zoals de meeste planten, die hun eigen voedingsstoffen synthetiseren door middel van fotosynthese. Als heterotrophs, dieren kunnen carnivoren, herbivoren, omnivoren, of parasieten. De meeste dieren reproduceren seksueel met de nakomelingen passeren een reeks van ontwikkelingsstadia die een vaste lichaam plan vast te stellen. Het lichaamsplan verwijst naar de morfologie van een dier, bepaald door ontwikkelingsindicatoren.
Leave a Reply