Articles

gesloten winkel en open winkel

gesloten winkel en open winkel. De term gesloten winkel wordt gebruikt om een instelling die alleen leden van een vakbond. De union shop, een nauw verwante term, duidt op een bedrijf waar werknemers niet hoeven te behoren tot een vakbond wanneer ingehuurd, maar zijn verplicht om toe te treden binnen een bepaalde periode van tijd om hun banen te behouden. Een open winkel, strikt genomen, is er een die zijn werknemers niet beperkt tot vakbondsleden. Onder de Europese werknemers is de kwestie van de gesloten winkel niet zo scherp betwist als in de Verenigde Staten, waar sinds ca.1840 het gesloten-winkel beleid door de meeste vakbonden was overgenomen. Rechterlijke beslissingen van 1850 tot 1898 besloten meestal dat stakingen gehouden om een gesloten winkel te bereiken illegaal waren. Gedurende een periode na de goedkeuring van de Wagner-wet (zie National Labor Relations Board) in 1935 waren de beslissingen van de federale rechtbanken geneigd om de wettigheid van de gesloten winkel te handhaven. Veel staten hebben echter bij wet of bij gerechtelijke beslissing de gesloten winkel verboden. In 1947 verklaarde de Taft-Hartley Labor Act de closed shop illegaal en vakbondswinkels werden ook verboden, tenzij in een geheime peiling door een meerderheid van de arbeiders toegestaan; het werd gewijzigd (1951) om vakbondswinkels toe te staan zonder een stem van de meerderheid van de arbeiders. Daarna werd een campagne gestart door bedrijfsleiders in bepaalde industrieën om zogenaamde recht-op-werk wetten aangenomen op het niveau van de staat. Meer dan een derde van de staten heeft dergelijke wetten aangenomen, met als gevolg dat de union shop illegaal wordt verklaard. In het voordeel van de gesloten winkel wordt betoogd dat vakbonden een eerlijke vergoeding voor hun arbeid alleen kunnen winnen door solidariteit, want er is altijd?behalve in oorlogstijd?een overaanbod van Arbeid; en dat, aangezien alle werknemers van een fabriek delen in de voordelen gewonnen door collectieve onderhandelingen, alle werknemers moeten bijdragen aan vakbond fondsen. Argumenten in het voordeel van de open shop zijn dat het dwingen onwillige werknemers te betalen vakbond contributie is een schending van hun rechten; dat vakbondslidmaatschap is soms gesloten voor bepaalde werknemers of de initiatie vergoeding zo hoog dat een effectieve bar aan het lidmaatschap; en dat werkgevers worden beroofd van het voorrecht van het inhuren van bekwame werknemers of het ontslaan van incompetente degenen.

zie J. E. Johnsen, comp., The Closed Shop (1942), een samenvatting van de argumenten aan beide zijden; J. R. Dempsey, the Operation of the Right to Work Laws (1958, repr. 1961); W. E. J. McCarthy, the Closed Shop in Britain (1964).